Deblokkeren van bankrekeningen bij overlijden
Kan een bank, op grond van de artikelen 157 tot 163 van de programmawet van 29 maart 2012 en de artikelen 20 tot 22 en 35 van de programmawet van 22 juni 2012, het vrijgeven weigeren van het bedrag dat zonder bijzondere wettelijke formaliteiten aan de overlevende echtgenoot betaalbaar is?
Artikel 1240ter van het Burgerlijk wetboek
Nee: de verplichtingen die voortkomen uit de betrokken artikelen gelden onverminderd artikel 1240ter B.W., dat het mogelijk maakt tegoeden gedeponeerd op ‘een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is’ tot een bepaald bedrag te betalen aan de overlevende echtgenoot of samenwonende.
Is het mogelijk bepaalde gewone schulden te doen betalen voordat de tegoeden op de rekening volledig zijn vrij gemaakt?
Op verzoek van de instrumenterende notaris of van de rechthebbenden (erfgenamen, algemene legatarissen …) kan een bank, zonder dat de fiscale en sociale administraties de artikelen 157 tot 163 van de programmawet van 29 maart 2012 of de artikelen 20 tot 22 en 35 van de programmawet van 22 juni 2012 zullen inroepen, een aantal ‘gewone’ schulden betalen, namelijk:
- de bevoorrechte schulden bedoeld in artikel 19, eerste lid, 2° en 3° van de hypotheekwet, onverminderd de voorrechten op grond van andere wettelijke bepalingen (in het kader van de erfopvolgingsakten en -attesten worden de rouwmaaltijden en de concessies geacht deel uit te maken van de begrafeniskosten);
- de volgende kosten voor de laatste woonplaats van de overledene: facturen voor levering van water, elektriciteit, stookolie, gas, brandverzekering, huur of betaling van een termijn van een hypothecair krediet (volgens het betalingsplan van kracht bij het overlijden), met een vervaldag binnen de volgende termijn: de laatste drie maanden voor het overlijden en de eerste zes maanden na het overlijden.
Slaan de artikelen 157 tot 163 van de programmawet van 29 maart 2012 ook op de begunstigden van een levensverzekering aangegaan door de overledene of op zijn hoofd?
De bepalingen waarvan sprake slaan op de erfgenamen, de legatarissen en de begunstigden van een contractuele erfstelling, maar niet op de begunstigden van een verzekering als dusdanig.
Zijn aldus betrokken de begunstigden van een levensverzekering die contractueel recht hebben op een prestatie enkel en alleen vanwege hun hoedanigheid van erfgenamen van de overledene, d.w.z. in alle gevallen waarin het voordeel van de prestatie aan de nalatenschap van de overledene toekomt (art. 107, 110/1 en 111 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst).
Indien de overeenkomst iemand met naam als begunstigde aanduidt (vb. eerste begunstigde of secundaire begunstigde in geval van vooroverlijden van de eerste …) blijft het vrijgeven van de tegoeden in uitvoering van de levensverzekering buiten het toepassingsgebied van de wet. In een dergelijk geval is het namelijk niet de gebeurlijke hoedanigheid van erfgenaam die recht geeft op de prestatie maar wel de aanwijzing in het contract als begunstigde.
Hetzelfde geldt in geval van een algemene aanduiding (d.w.z. zonder naamvermelding) ten bate van - bijvoorbeeld - in het bijzonder ‘de kinderen van de verzekeringnemer’. Ook in dat geval is het niet de hoedanigheid van erfgenaam maar wel van ‘kind’ van de overledene die hen recht geeft op de prestatie, recht dat blijft bestaan zelfs in geval van verzaking aan de nalatenschap van de verzekeringnemer.
Zoals hierboven vermeld, spreekt het voor zich dat in geval van een algemene aanduiding in de zin van ‘mijn wettelijke erfgenamen’ de bepalingen van de programmawet van 29 maart 2012 volledig van toepassing zijn op de overeenkomsten waarop artikel 110/1 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst van toepassing is: ‘Wanneer de wettelijke erfgenamen als begunstigden worden aangewezen zonder bij name te zijn vermeld, is, onder voorbehoud van tegenbewijs of andersluidend beding, de verzekeringsprestatie verschuldigd aan de nalatenschap van de verzekeringsnemer’.